Lila

'Ze snappen het gewoon niet.' Ik kijk naar mijn ring om mijn wijsvinger. 'Ze willen het niet snappen.' Rood licht komt door het raam van mijn slaapkamer geslopen, alsof het hier niet hoort te zijn. Het wiskundehuiswerk ligt vergeten op mijn bureau. Mijn ring is nu veel interessanter dan al de rotzooi om me heen.

Een kort verhaal van Eva Horsten

‘Ze is echt.’ De rode parel in mijn ring glimt in het zachte schijnsel van de avond. ‘Ze is echt, verdomme!’
Wiskundeschrift bevindt zich nu aan de andere kant van de kamer. Adem in. Adem uit. Ze is echt! Ik bonk mijn hoofd op mijn bureau. Ik had ze het nooit moeten vertellen! Ze denken nu dat ik gek ben, ze zullen het toch nooit begrijpen. Wat dacht ik ook, dat ze me zouden gaan vereren als een uitverkorene?!
Ze lachten. Eerst om een grap die ik ze blijkbaar vertelde, toen om het feit dat ik serieus was.
‘Een engel die je beschermt, zeg je. Ben je dan de dochter van God? Ben je de nieuwe Messias die ons komt verlossen?!’ Tranen van het lachen kwamen uit hun ogen. De tranen uit mijn ogen waren van vernedering.
‘Wacht, je bent serieus?!’
Toen brak de hel echt los. De kinderen uit mijn klas rolden letterlijk over de grond.

Ylke keek me teleurgesteld aan.
Natuurlijk klonk het stom. Een engel die me beschermt. Het is niet meer van deze tijd. Toch bestaat ze. Ik weet het zeker. Ik had haar immers gezien! Zij redde mij! Ze heeft mij gekozen en ze zal mij tot in de eeuwigheid beschermen!

Met de grootste tegenzin die ik ooit heb gevoeld, zet ik mijn fiets in de stalling. Ik trek mijn capuchon zover mogelijk over mijn hoofd en houd mijn blik omlaag gericht. Mijn gedachten hebben me gisteren tot diep in de nacht op gehouden. Eerst bedacht ik nog manieren waarop ik wraak kon nemen op iedereen. Het eindigde met hoe ik in hemelsnaam over deze vernedering heen zou komen. Gelukkig heb ik Ylke nog. Zij gelooft me wel.
Voorzichtig kijk ik het overvolle schoolplein rond, op zoek naar mijn vriendin. Pas na een paar minuten zie ik haar haastig richting de fietsenstalling lopen.
‘Ylke!’ Ik loop zo onopvallend mogelijk naar haar.
'Hey, Viverie! Hoe is het?!'
'Goed.' Ik bedoel, het gaat goed, toch? Ik kom er wel doorheen. Ik recht mijn rug wat om mijn woorden wat kracht bij te zetten.
‘Ja?’ We kijken wat onhandig naar elkaar. Ylke ziet er vermoeid uit, zeker met de zorgelijke blik die ze draagt. Het voorval van gisteren hangt nog in de lucht. Ze slaakt een hele diepe zucht en kijkt me dan medelevend aan. ‘Ze zullen het over een week wel vergeten zijn.’
Ik knik en gooi de capuchon naar achteren. ‘Tot die tijd zal ik er niets meer over zeggen.’
We kijken beiden op als we de bel horen.
‘Shit.’ Ik trek Ylke de stalling uit en samen rennen we over het inmiddels lege schoolplein. Binnen zijn de gangen ook al bijna uitgestorven. Ylke hangt haar jas op terwijl ik verder ren.
‘Kom je nu nog?’ Ik zet mijn voeten steeds sneller voor elkaar neer. Op de trap draai ik me ongeduldig naar ze om. ´Schiet nou op! We zijn bijna te-’
Ik word onderbroken door een duw in mijn rug. Ylke steekt nog een hand naar me uit, maar het is al te laat. Mijn evenwicht is verloren en mijn gezicht is al in contact gekomen met de grond.
‘Au!’ Ik voel mijn wang gloeien en tranen vormen zich in mijn blikveld.
‘Oeps.’ Degene die me duwde doet niet eens moeite zijn pret te verbergen. ‘Ik had je niet gezien.’
‘Ook een goedemorgen voor jou, Tevell.’ Ik probeer de stekende pijn in mijn wang te negeren en maak me los van de grond.
‘Enige reden tot overmatige woede?’ Ylke neemt net als ik dezelfde onverschillige toon aan.
‘Oh. Hoi Ylke!’ Hij geeft haar een knipoog. ‘Gewoon, een experimentje.’ Tevell buigt zich naar me toe en neemt mijn wang in zijn hand. ‘Tsk, dit ziet er niet goed uit.’
Ik rol enkel mijn ogen.
‘Hey, hey, niet zo chagrijnig! Ik was gewoon geïnteresseerd in wat je gisteren vertelde.’ Hij pakt mijn wiskundeboek in zijn ene hand en helpt me overeind met de andere. ‘Ik was benieuwd of er echt zo’n engel zou verschijnen.’
Vanuit mijn ooghoeken zie ik Ylke verstijven.
‘Maar ja…’ Tevell kijkt wat in de ruimte rond en richt zich dan weer naar mij, ‘niemand.’ Hij ziet er oprecht teleurgesteld uit, alsof hij me wel geloofde. ‘Je wang ziet er niet zo goed uit. Dat wordt een flinke blauwe plek.’
Voordat ik mijn mond ook maar open kan doen om iets terug te snauwen, schiet Ylke me voor.
‘Jij idioot. Dat was grap!’ Ze pakt mijn hand en trekt me de trap op. ‘Dat over die engel meende ze niet. Dat snap jij ook wel.’
Een steek van verraad schiet door mijn buik. Zelfs Ylke gelooft me niet.
‘Natuurlijk.’ Tevell kijkt me indringend aan en ik wend mijn blik af. Hoewel ik boos ben op Ylke, laat ik me maar door haar naar boven trekken. Lila was er niet.
 

De wind scheert langs mijn wang. Het doet fysiek geen pijn meer, maar Tevell heeft mijn vertrouwen wel gepijnigd. Waar was Lila? Ik had mijn nek kunnen breken. Ze zou me toch vangen als ik zou vallen? Die avond dat ik haar voor het eerst had gezien, had ze me ook gered.
Ik zucht. Ik kan haar ogen nog goed voor me zien. Ze straalden iets onmenselijk uit, helderder dan de lucht.
Die avond, toen ik trillend de bosjes uitkwam, zag ik twee ogen voor me. Voor me stond een vrouw, haar gehele lichaam glimmend in goud. Er speelde een voorzichtige glimlach op haar lippen. Ik was te geschokt om helder na te denken, maar ik wist direct dat zij de degene was die me had gered. We wisselde die avond geen woorden, enkel een intense blik.
Alles wat toen was gebeurd was echt, toch? Kan het mijn verbeelding geweest zijn?
Lila heeft me daarna niet meer ontmoet. Soms zag ik haar ogen weer voor me, maar was dat wel echt?
Mijn voorlamp verlicht een miniem stukje weg voor me, meer kan ik niet zien. Wacht.
Mijn ogen schieten omhoog. Lantaarnpalen stuk. Ik zie niets meer dan duisternis.
Wat is dit?! Met een ruk kom ik tot stilstand. Ogen helderder dan de blauwe lucht staren me aan. Daar, midden op de weg, staat een gouden vrouw. Haar haren wapperen in de wind, haar lippen in een gebogen in een warme glimlach. Als een magneet aangetrokken laat ik mijn fiets vallen en loop ik naar haar. Mijn mond is opengevallen en is veel te zwaar om op te tillen. Lila.
‘Goedenavond.’ Haar gefluister is amper te verstaan.
‘Lila.’ Ik kan niet meer doen dan staren. Ik knijp mijn ogen dicht en open ze weer. Ze staat er nog steeds.
‘Kom, kind, pak mijn hand.’ Ze strekt haar hand naar me uit en blijft glimlachen.
Ik aarzel niet om hem te pakken. Bij de aanraking voelt het alsof ik zweef door de wolken. Haar warmte is zoveel warmer dan dat van vuur, pure hoop vloeit door me.
Het is dezelfde warmte die ik voelde op die avond dat ze me redde. Dit is Lila.
‘Je bent je vertrouwen in me aan het verliezen.’
Voor ik iets terug kan zeggen, sust ze me. ‘Ik sta achter je, wat er ook gebeurt.’ Met dat brengt ze mijn hand naar zich toe en trekt de rode parel uit mijn ring. ‘Weet dat ik er altijd ben.’
‘Wacht!’ Lila maakt aanstalten om te vertrekken, maar ik houd haar tegen. ‘Ze geloven me niet...’ Ik duw mijn vrije hand in mijn gezicht om de tranen te stoppen. ‘Ze zeggen dat ik gek ben!’
‘Sst.’ Ze streelt mijn wang. Een vertederende glimlach is het enige wat ze me hierop te zeggen heeft. En net als op die avond, toen ze me voor die vrachtwagen weg had getrokken, verdwijnt ze in het niets.
 

‘Je hebt ze—wat?!’ Ik geef een net iets te harde ruk aan mijn fiets. ‘Ylke! Waarom?!’
Ylke duikt in een op toon die ik aansla. ‘Ik ben bezorgd…’
‘Bezorgd?! Dus daarom heb je mijn ouders verteld dat ik gek ben?!’
‘Ik heb ze de waarheid verteld! Niet dat je gek bent!’
‘Oh, ja, natuurlijk. Jij kunt precies uitleggen hoe het zit met Lila, want jij weet precies wie ze is. Jij gelooft mij niet eens!’
Een paar kinderen kijken verbaasd naar ons, maar ik negeer ze volledig.
‘Je ouders maken zich zorgen om je…’ Ylkes zachte stem is niets vergeleken met mijn geroep.
‘Dus je maakt ze nog angstiger?! Ylke, ik ben niet gestoord!’
‘Maar alles wat je zei over die engel, dat meende je!’ Mijn kleine vriendin slaat een blonde pluk achter haar oren. ‘Ze zeiden dat je sinds dat ongeluk met de vrachtwagen, je wel vaker dingen hebt gezien die er niet waren…’
‘Dat is niet waar!’
Blijkbaar is Ylke het zat en draait ze zich om.
‘Ja! Loop maar lekker weg! Nu denkt iedereen dat er een steekje los bij me zit!’ Met mijn fiets in mijn handen, ren ik achter haar aan.
‘Viverie,’ terwijl ze dit zegt, komt Ylke tot stilstand midden op het schoolplein, ‘ik denk dat je hulp nodig hebt.’
Ik zend haar een giftige blik.
‘Je bent getraumatiseerd. Het zien van waanbeelden komt wel vaker voor. We proberen je te beschermen!’
Nu is het genoeg. Hoe durft ze te denken dat ik gek ben?! Wat ik zag was echt. Ik kijk naar mijn ring waar de rode steen weg is. Het was echt.
‘Weet jij eigenlijk wel wat er op die avond precies gebeurde?’ Ik zeg het op een akelig rustige toon. Zonder op antwoord te wachten, vervolg ik mijn verhaal. ‘Ik was aan het fietsen op een verlaten landweg, toen er een enorme vrachtwagen verscheen. Ik reed gewoon op het fietspad, dus ik maakte me geen zorgen. Maar blijkbaar had de vrachtwagen het op mij gemunt en kwam recht op me af. Ik had geen tijd om te reageren.’ Ik houd even pauze om op adem te komen. Het angstige gevoel van toen begint weer langzaam in mijn maag te vormen. ‘Ik dacht dat ik zou sterven, maar toen voelde ik hoe een enorme warmte me aan de kant trok. Toen ik keek wie me de bosjes had ingetrokken, zag ik een vrouw voor me staan. Ze straalde in goud licht en glimlachte lieflijk mijn richting in. Zij was Lila. Zij had me gered.’
Ylke kijkt me met medelijden aan. ‘Misschien dacht je het te zien. Het was toen erg donker.’
‘Of wat Viverie zegt is waar.’ Een andere stem klinkt vanuit achteren.
‘Tevell?’
‘Ik wil het best geloven.’ Hij steekt nonchalant zijn hand in zijn zak. ‘Je hebt die Lila misschien wel gezien, maar dat wil niet zeggen dat wij haar kunnen zien.’
‘Pft. Je zegt nu precies wat Ylke zegt! Je denkt dat ik hallucineer!’
‘Misschien wel ja...’ Tevell grijnst. ‘Ik heb erover gelezen en het is verrekte interessant.’
‘Verdomme!’ Ik gooi mijn tas op de grond. ‘Jullie nemen mij niet eens serieus!’
‘Ik neem jouw problemen maar al te serieus!’ Ylke reageert geïrriteerd.
‘Ik geloof dat jij die Lila hebt gezien, alleen niet dat ze echt is.’ Tevells lach doet mijn vuisten trillen van woede.
‘Ik zal bewijzen dat ze echt is!’ Mijn stem is veel te hoog en te schril. Het schreeuwen doet pijn aan mijn keel, maar het kan me niets schelen. Ik hoor alleen het bloed door mijn oren suizen. Ik. Ben. Niet. Gek.
Ik spring op mijn fiets en krijs naar de twee klasgenoten achteren. ‘VOLG ME DAN!’
En ik begin keihard op mijn fiets te sprinten. Zonder mijn van mijn doel af te wenden scheer ik door de straten. Naarmate ik dichter bij de kust kom, worden de wegen smaller. Ik kan de zee al ruiken als ik de laatste bocht om vlieg.
Eenmaal bij de rotsen aangekomen, gooi ik mijn fiets in de bosjes. Voor mij zie ik de zee en ik kan even rustig ademhalen. Er staat een flinke wind en er hangen een paar wolken in de lucht. Ik kijk vanaf de rotsen naar beneden. Onder mijn voeten klotst het water wild tegen de rotsen aan.
‘Viverie—Viverie!’ Ylke komt samen met Tevell aangefietst. Hevig hijgend stapt ze van haar fiets af en komt ze naar me toe.
‘Wat je ook gaat doen, doe het niet!’ Ik zie haar bleke gezicht en ik begin te glimlachen.
‘Ik ben toch veilig.’ Mijn lach klinkt steeds harder. 'Ik ben altijd veilig!'
Tevell komt ook bij ons staan. 'Uhm… Ylke, volgens mij slaat Viverie door. Moeten we iemand gaan bellen…?'
Ik kan het niet meer houden. Wat maakt het uit dat ze me zo zien? Lila is hier en ze zal altijd over me waken. Tranen van het lachen vallen over mijn wangen. 'Ik ben een god. Snappen jullie dat dan niet?! Ik beschik over een beschermer tot de dood! Ik zal de grootste daden verrichten!' Een warm gevoel vult mijn borst. Ik zal het ze bewijzen.
Ylke is nog net niet aan het hyperventileren, terwijl Tevell in zijn broekzak naar een telefoon aan het zoeken is.
'Stop Viv! Houd op! Dit ben jij niet!'
Ik glimlach. 'Dit is mijn nieuwe versie. Een die onsterfelijk is.'
'Oké, nu is het niet meer grappig!' Ik hoor een trilling in Tevells stem. 'Kappen nu!' Hij schuift zijn telefoon in Ylkes handen en loopt naar me toe. Met iedere stap die hij nadert, voel ik mijn hart sneller kloppen.
In de achtergrond hoor ik Ylke huilend mijn ouders bellen. Mooi, dan zullen zij ook direct zien wat ik kan.
Ik schrik als Tevells hand de mijne grijpt. 'Kom. Ik weet niet waarom we hier zijn, maar we gaan naar huis.'
'Natuurlijk ga ik naar huis.' Antwoord ik simpelweg. 'Lila was er niet toen je me van de trap af duwde, ze was er niet toen heel de klas me uitlachte... Ik wil jullie de kans geven om mijn krachten te zien.' Ik staar in Tevells groene ogen en geef hem een oprechte glimlach. 'Vertrouw me nu maar.'
Dan ruk ik mijn hand uit de zijne en ren ik naar de rand van de afgrond. 'Lila zal me vangen!' Met dat zet ik mijn voeten af tegen de grond. Met mijn armen gestrekt in de lucht, mijn ogen dicht en het gevoel van vertrouwen en hoop in mijn borst, laat ik me meevoeren met de wind. Warmte vormt zich als een deken over me heen en het gevoel van kunnen vliegen giert door mijn lichaam. Nog nooit heb ik me zo zeker en vrij gevoeld. Want ik weet dat zij er zal zijn. Ik weet dat ze me zal redden. Lila.