Spiegelboek

Terwijl ik mijn tranen probeer te onderdrukken, loop ik naar de lift. De lift van het appartement van mij en Noud. Nog kan ik zijn geschreeuw horen. Ik voel kippenvel op mijn armen als ik terugdenk aan hoe hij voor me stond. Ik voelde me niets waard, ik was niet belangrijk.

Een kort verhaal van Dore Blaauwbroek

Het lampje van de lift knippert; hij is bijna boven. Schuchter kijk ik om me heen, hopend dat Noud niet achter me aan is gekomen. Zodra de lift boven is, druk ik snel op 0 en op het knopje dat de deuren sluit. Voordat er nog iemand bij kan komen staan. Dan beginnen mijn tranen te stromen. Alles speelt zich steeds opnieuw af in mijn hoofd. De twaalf verdiepingen naar beneden, zijn slopend. Elke keer ben ik bang dat er iemand bij mij in de lift komt te staan. Daar heb ik helemaal geen zin in; mensen die denken dat ze zich met je moeten bemoeien. Als ik beneden ben, loop ik gauw naar mijn fiets en fiets naar Emma.

Met enige aarzeling gaat de voordeur open. Emma kijkt me verbaasd aan als ze me met betraande ogen voor haar deur ziet staan.
‘Wat is er aan de hand, Suus?’ vraagt ze bezorgd.
Ik begin met enorme uithalen te huilen en weet niet meer wat ik moet doen. Mijn woorden vinden geen weg naar mijn mond. Het enige wat ik kan doen, is huilen. Emma pakt me vast en trekt me mee naar binnen. Ze helpt me mijn jas uit te doen en zet me op de bank neer. Zonder iets te zeggen, gaat ze thee zetten. Zodra ze klaar is, komt ze naast me zitten. Inmiddels ben ik enigszins gekalmeerd. Emma heeft die uitwerking op mij. Ze weet precies wat ze moet doen als ik me zo voel.
‘He lieverd, wat is er?’ Ze legt haar arm om me heen.
‘Noud en ik... Ik weet het gewoon echt niet meer,’ stotter ik. Met moeite probeer ik het verhaal te vertellen. Tussen mij en Noud gaat het eigenlijk al heel lang niet goed en hij wordt steeds agressiever naar mij. Hij komt dreigend op me af, slaat de deuren dicht, uit zijn frustratie op de deur, waardoor er een gat in zit. Ik ben zo bang om hem los te laten, maar hier word ik ook niet gelukkig van.
Emma knikt tijdens mijn verhaal. Ze begrijpt me. Natuurlijk. Ze is niet voor niets mijn allerbeste vriendin.
‘Suus, je moet voor jezelf kiezen. Hij maakt je niet gelukkig en hij kan je niet bieden wat jij nodig hebt in een relatie. Jij doet alles voor hem, je past je aan hem aan en hij houdt nooit rekening met je.’
Ik knik schuldbewust. Ze heeft echt gelijk, ondanks dat ik het super moeilijk vind om het aan mezelf toe te geven. Het is zo pijnlijk om aan jezelf toe te geven dat je vecht voor iets waar je niet gelukkig van wordt, alleen maar omdat je bang bent om iemand los te laten. Tranen stromen over mijn wangen.
‘Maar ik houd ook gewoon van hem,’ snik ik.
‘Het is niet erg dat je dat doet, want je doet het omdat je van hem houdt, maar neem jezelf maar serieus. Je bent het waard dat iemand ook voor jou vecht.’
Ik knik. Emma heeft gelijk.

Nadat we een paar uur hebben gepraat en ik me een stuk beter voel, besluit ik om naar huis te gaan. Emma heeft me nog aangeboden dat ik kon blijven slapen, maar het is goed om naar huis te gaan. Om te praten met Noud, of misschien niet en dat morgen te doen. Ik open mijn telefoon en zie dat Noud meerdere keren heeft gebeld. Ik stap snel op de fiets en fiets naar huis. Als ik dichter bij het flatgebouw kom, voel ik weer een knoop in mijn maag. Is dit wel een goede beslissing, om terug te gaan? Maar ja, we moeten wel praten, dus dan maar beter nu. Met trillende handen doe ik de deur open. Noud komt op me afgestormd.
‘Waar ben je geweest? Waarom neem je de telefoon niet op?!’ Hij staat dreigend voor me en kan geen kant uit.
‘Ik was bij Emma. Ik moest hier weg,’ zeg ik zo rustig mogelijk. Mijn hart klopt in mijn keel. De boosheid bij Noud is dus nog niet weg en hij is ook nog boos dat ik ben weggegaan.
‘Waarom neem je dan de telefoon niet op als ik je bel? Je weet donders goed dat ik dan ongerust ben en ik wil altijd weten waar je bent.’ Hij komt nog een stukje dichterbij en ik zet een stap terug. ‘Oh, en nu ben je ook nog bang voor me?’ zegt hij dreigend, terwijl hij nog weer een stukje dichterbij komt.
‘Wil je alsjeblieft ophouden? Ik wil geen ruzie meer maken en rustig met je praten. Als dat vanavond niet meer kan, doen we dat morgen, maar ik wil dit nu niet meer.’ Ik maak aanstalten om langs hem heen naar de woonkamer te lopen, maar hij laat me er niet langs.
‘Praat dan.’ Zijn stem klinkt akelig kalm. Ik word er bijna bang van.
‘Laat me even mijn jas ophangen en dan kunnen we in de woonkamer op de bank gaan zitten.’
Nog altijd laat hij me er niet door. Hij blokkeert de weg. Zijn ademhaling wordt nog hoger.
‘Zeg dan wat je wilt zeggen tegen mij!’ Hij schreeuwt zo hard dat ik ervan schrik.
Met een klein stemmetje zeg ik: ‘Ik wil niet dat je zo met me omgaat. Ik wil rustig praten of ik ga nu weg.’ Mijn stem trilt, ik kan het niet helpen.
Noud haalt uit en slaat me in mijn gezicht.
‘Ik bepaal wel wat hier wel en niet gebeurt. Zeg tegen me wat je te zeggen hebt!’
Ik begin te huilen en snikkend zeg ik tegen hem dat ik ga. Ik loop langs hem heen. Hij is inmiddels aan de kant gegaan, omdat hij zelf ook redelijk is geschrokken van wat hij heeft gedaan. Snel stop ik wat spullen in een tas. De hoogstnoodzakelijke dingen. Hij is me niet gevolgd naar de slaapkamer, gelukkig. Ik kan bijna niet meer zien wat ik doe vanwege mijn tranen, maar toch ga ik door. Als ik genoeg spullen heb gepakt, loop ik naar de gang. In de deuropening van de woonkamer zie ik dat Noud met betraande ogen op de bank zit.
‘Het spijt me, ik wilde je geen pijn doen. Blijf alsjeblieft,’ zegt hij snikkend.
Ik schud langzaam mijn hoofd terwijl de tranen over mijn wangen stromen.
‘Ik kan dit niet meer, Noud. Ik wil dit niet meer. Ik ga weg.’
Met dat gezegd te hebben, loop ik zo snel mogelijk naar de voordeur en doe hem achter me dicht. Zodra ik buiten ben, begin ik te rennen. Te rennen naar de lift. Maar ik kan niet wachten op de lift. Ik kan nu niet stilstaan. Dus ik besluit om alle twaalf trappen naar beneden te nemen. Zo snel ben ik nog nooit beneden geweest. Als ik buiten ben en mijn fiets heb gepakt, fiets ik snel weg. Als het flatgebouw buiten mijn zicht is, voel ik me eindelijk wat rustiger en besluit ik Emma te bellen.

Een paar weken later voel ik me beter. Sinds de ruzie met Noud, heb ik alleen nog via mijn telefoon contact met hem gehad. Hij heeft me gesmeekt terug te komen en opnieuw te beginnen, maar ik wil het niet meer. Ik kan het niet meer, hoewel het me ontzettend veel pijn doet. We hebben afspraken gemaakt over het appartement en ik heb besloten om mijn spullen te halen, zodat ik ergens anders kan gaan wonen. Hij was niet thuis, gelukkig. De sleutel heb ik achtergelaten op de keukentafel, met het armbandje dat ik van hem had gekregen toen we een jaar samen waren. Heel even heb ik nog staan twijfelen. Hoe kan ik nou zomaar drie jaar achter me laten? Ook toen rolden er tranen over mijn wangen toen ik de deur achter me dichttrok. Nu was het definitief, ik kom nooit meer terug. Ik kon ook niet meer terug, alles lag binnen. Het voelde alsof mijn hart opnieuw in honderdduizend stukjes brak, maar ik wist dat dit de beste keuze was. Ik kon niet meer zo verder. Ik werd er niet gelukkig van. De laatste keer de twaalf verdiepingen naar beneden. De laatste keer dat ik op deze liftknop zou drukken. De lift waar ik ontzettend vaak in had staan huilen. De lift waarin ik meerdere keren met Noud stond te zoenen en we niet van elkaar af konden blijven. Ik voel een steek in mijn buik. Het doet pijn om dit allemaal achter me te laten, maar ik moet verder. Ik pak mijn fiets die buiten op me staat te wachten. In een opwelling besluit ik naar de stad te fietsen. Naar mijn favoriete boekwinkel. Een klein winkeltje verstopt in de drukke winkelstraat. De ideale plek om heel even te verdwijnen van radar. Een boek dat op de bestsellertafel ligt, valt me meteen op. ‘Alles voor mijn meisje’ heet het boek. De verkoopster, Anja, die ik erg goed ken, komt meteen op me afgelopen.
‘Dit is echt een boek voor jou, meid! Zo spannend!’
Als Anja het zegt, klopt het altijd. Ik loop met haar mee naar de kassa en reken het boek af. Met een blij gevoel loop ik de winkel uit. Ik voel me een stuk beter dan vanmorgen; opgelucht.

Eindelijk heb ik een nieuw appartementje gevonden. Het is niet groot, maar groot genoeg voor mij alleen. Al twee weken ben ik met vriendinnen aan het klussen in mijn huis. Het begint steeds meer mijn eigen plekje te worden. Totdat mijn huis bewoonbaar was, kon ik bij Emma blijven. Dat was echt heel erg fijn. We hebben uren gekletst en dat had ik echt nodig. Zo fijn als iemand naar je luistert als je verdrietig bent. Het boek dat ik heb gekocht, ligt al dagen op me te wachten, maar ik kom er maar niet aan toe. Ik ben alleen maar bezig met de verhuizing en alles te regelen. Het eerste wat ik doe, als ik eindelijk gesetteld ben, is mijn nieuwe boek gaan lezen. Ik kan zo genieten van nieuwe boeken, die ruiken lekker en liggen zo fijn in je hand. Ik kan niet wachten.

De eerste nacht in mijn nieuwe huis is een feit. Alles ruikt nog nieuw, alsof je bij de Ikea bent. Het boek ligt nog steeds onaangeraakt op mijn nachtkastje, nog geen tijd voor gehad. Nog steeds probeert Noud contact te maken, maar ik neem de telefoon niet meer op. Ik heb ruimte nodig, zeker nu ik zelf een keuze heb gemaakt. Natuurlijk mis ik hem en ben ik verdrietig, maar ik voel me een stuk rustiger nu ik niet meer bij hem ben. Zeker nadat hij me ook heeft geslagen. Wat nou als hij het nog een keer zou doen? Ik wrijf de slaap nog uit mijn ogen als ineens de bel gaat. Ik kijk op mijn wekker en zie dat het nog geen 10 uur is. Wie zou dat nou zijn? Ik loop op mijn sokken, in mijn pyjama naar de deur en doe de deur open. Er staat niemand. Dan schrik ineens van een geluid achter me. Mijn hart klopt in mijn keel. Het geluid komt uit mijn telefoon. Rustig maar, het is gewoon je telefoon die overgaat, zeg ik tegen mezelf. Toch blijft het rare gevoel hangen. Ik zie dat het een onbekend nummer is. Ik neem de telefoon op.
‘Hallo, met Suus.’
‘…uhhh…’
‘Wie is dit?’
‘…uhhh…’
Mijn hart begint nu weer harder te kloppen. Het enige wat ik hoor, is gehijg. Ik druk de hijger weg. Opnieuw gaat mijn telefoon. Weer een onbekend nummer. Ik druk het weg, opnieuw.
Geen idee wie dit is, maar ik word er erg gestrest van. Ik besluit een douche te nemen en het te vergeten. Als ik uit de douche kom, zie ik weer twintig gemiste oproepen van een anoniem nummer. Ik besluit het te negeren en verder te gaan met de dingen die ik moet doen. Vandaag moet ik de laatste dingen voor mijn huis halen en opruimen. Tijdens het stofzuigen gaat opnieuw de bel. Ik loop naar de voordeur en weer staat er niemand. Er staat alleen een pakketje voor de deur met mijn naam erop. Ik pak het op, loop naar binnen en pak een schaar om het open te maken. Er komt een overweldigende stank uit de doos. Ik moet ervan kokhalzen, zo vies dat het ruikt. Met een vies gezicht en ingehouden adem open ik de doos en krijg de schrik van mijn leven. Er ligt een dode kat in de doos. Vol met bloed en zijn ogen wagenwijd open. Ik schrik zo dat ik per ongeluk heel hard gil. Wat is dit nou weer voor een rare grap?! Vanmorgen al die hijgtelefoontjes en nu dit. Er ontstaat een knoop in mijn maag. Misschien komt het wel van Noud? Ik bel Emma om te vertellen wat er is gebeurd en vraag of het verstandig is om de politie te bellen. Emma denkt dat het nog niet nodig is, maar belooft ’s avonds na haar werk naar mij toe te komen, zodat ik niet alleen ben. Het stelt me een beetje gerust, dus ik besluit de doos met de dode kat erin weg te gooien en verder te gaan met schoonmaken en mijn boodschappen te gaan halen.

Het is al donker als ik thuiskom. Snel doe ik alle gezellige lampjes aan en maak ik het gezellig in huis. De verwarming zet ik ook snel aan, want het is hartstikke koud. Als ik eenmaal op de bank zit, pak ik mijn nieuwe boek erbij. Met een kriebel in mijn buik begin ik te lezen, eindelijk kan ik beginnen. Het is een thriller, een van mijn favoriete genres. Mijn ogen glijden over de woorden. Het boek begint als volgt:

Suzanne besloot te vertrekken uit haar relatie. Hij had haar te veel pijn gedaan. Zeker toen hij haar ook nog had geslagen aan het einde van hun ruzie. Ze ging naar haar beste vriendin Ella die haar hielp haar leven weer opnieuw vorm te geven en op zoek te gaan naar een nieuw huis.

Pff, dit lijkt wel erg op mijn situatie.

Toen ze eindelijk haar nieuwe plekje gevonden had, kon haar ex-vriendje Niels haar nog steeds niet met rust laten. Hij belde haar meerdere keren op met een anoniem nummer en zei helemaal niets. Hij had via-via haar adres weten te achterhalen en hij belde meerdere keren bij haar aan en ging snel weg als ze de deur open deed. Hij moest maar één ding weten; of ze daadwerkelijk daar woonde. Zo kon hij eindelijk zijn plannetje uitvoeren. Een pakketje met een dood dier zal haar leren om bij hem weg te gaan. En dat is nog niet genoeg. Hij zal haar laten boeten voor wat zij hem heeft aangedaan. Ze heeft hem helemaal alleen gelaten in dat stomme appartement. Alles herinnert hem aan haar. Die verschrikkelijke blauwe kleur op de muur waar zij zo op aan had gedrongen, die lege plekken waar ooit foto’s hadden gehangen van hen samen. Hij kon het maar niet loslaten. Hij kon daar niet meer zijn, zonder aan haar te denken. Elke keer als hij weer aan haar dacht, voelde hij de woede in zich borrelen.

Mijn ogen glijden nog sneller over de woorden. Mijn hart klopt in mijn keel. Dit is mijn verhaal… Ik schrik op van een geluid op mijn telefoon. Een appje van Emma dat ze wat later is. Ik wil niet meer verder lezen, maar kan mezelf niet bedwingen. Ik moet weten hoe het verder gaat. Met een kloppend hart, lees ik verder wat er staat.

De laatste avond van het leven van Suzanne is aangebroken. Ze zit op de bank in haar nieuwe huis en de bel gaat.

De bel gaat. De bel gaat?! De bel blijft maar gaan. Ik zit verstijft op de bank en durf niet op te staan. Moet ik de deur openmaken? Hoe kan dit? Wat gebeurt er? Misschien is het Emma? Ik loop langzaam richting de deur. Ik hoor niets aan de andere kant. Waarom heb ik in godsnaam niet zo’n kijkgaatje?
‘Emma?’ vraag ik.
Geen antwoord.
‘Emma?’ vraag ik nog een keer.
Dan klapt de deur open en wordt alles zwart voor mijn ogen.